Ga naar de inhoud

Hoe blijf je zitten in het heetst van de strijd?

“It’s up to us. We can avoid contention, or we can fearlessly sit in the fire, intervene and prevent world history’s most painful errors from being repeated.” – Mindell

In de wereld van vandaag is polarisatie alom aanwezig ook in onze dagelijkse gesprekken. Hoe kan Deep Democracy antwoorden vinden op vragen die zich voordoen in de interactie tussen mensen. Is de methode sterk genoeg ook in het heetst van de strijd?

Myrna Lewis, oprichter van de Lewismethode van Deep Democracy gaat hierover in gesprek met Fanny Matheusen, pionier van de methode in België.

Fanny: In organisaties waar ik de laatste tijd werkte, ontmoette ik veel zieke en gestoorde mensen. De rollen van autisme en psychopathie waren aanwezig in deze organisaties. Soms op een zeer extreme manier. Vaak ook gehecht aan mensen in leiderschapsposities. Het team waar ik mee samenwerkte, wilde de mensen eruit gooien. Ik weet vanuit het perspectief van Deep Democracy dat, hoewel je mensen kunt vragen of verplichten om te vertrekken, de rol zal blijven bestaan. Toch voel ik dat ik hier met een vraag blijf zitten: is er altijd een uitweg om iedereen aan boord te houden? Is het veilig of zelfs is het ethisch om de rol te verspreiden als dit een ‘zieke’ of ‘gestoorde’ rol is die andere mensen ook al iets heeft aangedaan?

Hier zijn enkele gedachten van Myrna’s kant: voor mensen met specifieke problemen of behoeften biedt de Deep Democracy-methode zeker kansen, maar het kan ook een te grote uitdaging zijn of zelfs een last voor mensen. Als we het hebben over autisme, zou het een persoon in een leidende positie zeker kunnen helpen om de vier stappen in de besluitvorming te leren toepassen. Onze richtlijnen in de vierstapsbesluitvorming structureren voor mensen met autisme de interactie, die anders voor hen soms moeilijk leesbaar is. Wat moeilijk zou zijn voor mensen met autisme is dat ze niet zo gemakkelijk over emotionele zaken praten. Ze zouden het liefst praten over taakgerichte zaken. Dus we zullen de anderen nodig hebben om de emoties naar boven te brengen. En hier geef ik je een gouden tip: iedereen vindt het moeilijk om emoties naar boven te brengen, dat zijn we niet gewend. Dus op een bepaalde manier is het niet nodig om autisme groter te maken dan het is. Normaliseer het en erken dat we op een bepaalde manier allemaal autistisch zijn. Mensen met autisme kunnen op deze manier worden gezien als een geschenk voor anderen of hun organisatie. Ze geven ons de gelegenheid om ons bewust te worden van onze eigen kant die bang is of in de war raakt bij het uiten van emoties.

Fanny: Dat is een mooie manier om anders te kijken naar de rol van autisme in een groep. En tegelijkertijd besef ik dat het team dat ik in gedachten heb, zal zeggen dat dit niet zal werken voor hen, dat dit geen antwoord is op hun problemen. Ze vragen zich echt af: willen we wel een persoon met autisme in een leidersrol of is het niet compatibel?

Myrna: Je kunt een debat hebben over deze vraag. Het is gevoelig maar kan veel wijsheid in de groep brengen als je het debat duidelijk kunt aangeven. Zoals de vraag: is hij in de juiste positie of niet? Bij het oogsten van de graantjes van wijsheid, geef je mensen de kans om projecties terug te nemen en te zien wat hun aandeel is in wat er is gebeurd. Zowel voor het team als voor de leider.

Fanny: Maar wat met de rol van psychopathie in een leidende positie? Voor mij lijkt het een moeilijkere rol om aan te pakken. Want wat typisch is aan psychopathie, is dat de mensen die deze rol vervullen vaak heel slim, intelligent en strategisch zijn. Ze houden geen rekening met wat er gebeurt, maar leggen vaak de schuld bij hun ‘slachtoffers’.

Myrna: Om spanningen op te lossen in zo’n team waar psychopathie een rol speelt, moet je eerst erkennen dat er een systeemfout was. Iemand kan de psychopaat uitspelen zolang andere mensen niet praten over wat er met elkaar gebeurt. De psychopaat pakt ze één voor één aan. En als ze niet met elkaar praten, kan hij blijven doen wat hij doet. Op een bepaalde manier worden de ‘slachtoffers’ daders door zich niet uit te spreken. Daarom is er vaak een schuldgevoel. Ze hebben elkaar niet geholpen. Dus op een bepaalde manier moet je het omdraaien. Ze praten over een persoon die schade heeft toegebracht aan hen, maar vraag hen: Wat doe jij nu? En wat heb jij gedaan? Iedereen maakt deel uit van het systeem. Dit herkennen is de eerste stap in genezing. Moeilijker en, om eerlijk te zijn, misschien zelfs niet mogelijk, is om de persoon in de psychopatische rol dit te laten herkennen. Die mensen zijn een van de meest moeilijke om mee samen te werken. Ze voelen geen enkele schuld.

Fanny: En als mensen eenmaal zien wat er is gebeurd, zich heel wat realiseren van wat er zich onder de waterlijn afspeelt, kan je dan de tools gaan inzetten om de waterlijn nog te verlagen en de spanning of het conflict verder op te lossen?

Myrna: Precies. Dat zou de volgende stap zijn om te doen. Waar waanzin in de kamer is, neigt de waanzin weg te ebben als je mensen tools geeft om het aan te pakken.

Fanny: Een van die krachtige gereedschappen is het gooien van de pijlen en het conflict aangaan. De vraag die ik hier wil stellen, gaat over de uitgangspunten voordat we zelfs maar kunnen starten met zeggen wat er gezegd moet worden in Pijlen Gooien of een Let’s Talk. Voordat we beginnen, spreken we immers altijd over drie premisses: niemand heeft het monopolie op de waarheid; we doen dit om te leren; we hebben een relatie. Hoe je ze ook verwoordt, dit zijn heel belangrijke principes. En tenzij je daar een akkoord op hebt, kan je het proces niet starten. Dus mijn vraag op dit punt is: wat doe je als mensen het er niet mee eens zijn? Wanneer ze bijvoorbeeld zeggen ‘Dit zijn geen mensen voor mij dus ik spreek niet met hen’ of ‘Ik heb gelijk, ik heb de waarheid in pacht’.

Myrna: Kan je een voorbeeld geven waar dit gebeurde?

Fanny: Ik zal je een voorbeeld vertellen, niet uit mijn eigen praktijk, maar van een deelnemer aan de cursus. Ze vertelde het verhaal dat ze in een buurt woonde met veel raciale spanningen en samenlevingsproblemen. Ze wilde er iets aan doen door de Deep Democracytools te gebruiken. Ze organiseerde een ontmoeting met mensen uit de buurt. De polarisatie kwam sterk naar boven en meteen aan het begin van de vergadering. Ze wilde gaan Pijlen Gooien, maar mensen waren het niet eens over de premissen. Ze voelde zich ongemakkelijk. De vergadering stopte en mensen gingen naar huis met de onopgeloste spanning. Ik bevestigde haar dat het in ieder geval juist was om geen Pijlen te gaan gooien als je geen akkoord hebt. Ik denk ook dat ze niet in de neutraal was en dat dit ook een invloed had. En mogelijks er mee voor zorgde dat de polarisatie sterker werd. Ik suggereerde haar om alleszins iemand extern te zoeken om te faciliteren. Zou dat een optie zijn? Ik ben benieuwd naar jouw kijk.

Myrna: Als mensen niet in relatie willen staan met elkaar, kunnen we de Deep Democracytools niet gebruiken, dat is duidelijk. Het eerste wat ik hier zou doen, zoals ik het nu zie, is om eerst afzonderlijk in de groepen te praten. De spanningen in de ‘zwarte’ groep en de spanningen in de ‘witte’ groep moeten als eerste worden aangepakt. En dan kan er ruimte komen om samen aan de slag te gaan. Dus in de groep die integratie wil, moeten ze kijken naar het racisme dat zij ook in zich hebben. Deze rol zal naar voren komen als ze in deze groep met elkaar praten. Door het aanpakken van de vooroordelen en het racisme tussen en in hen, genezen ze het veld al. Ze kunnen nu nadenken over manieren om de andere groep te benaderen. In de blanke racistische groep, de groep die niet eens wil praten met mensen van kleur of hun ‘integratie-vrienden’, moet je zoeken naar een sprankel van verbinding. In zekere zin zouden ze een vraag kunnen hebben over: ‘Als we hier willen wonen, hoe laten we het dan werken?’ Je zou hier een debat over kunnen hebben. En probeer zo veel mogelijk rolfluïditeit te krijgen in het helen van het veld. In beide groepen is een neutrale facilitator een must. De vrouw die de vergadering nu initieerde, was zelf te zeer betrokken en zelfs als ze een neutrale houding had aangenomen, zou ze door de anderen niet als neutraal genoeg zijn gezien.

Fanny: Ja, natuurlijk, want er hingen al zoveel vooroordelen in de lucht. In zo’n veld wordt neutraliteit nog belangrijker.

Myrna: Inderdaad. Vanuit onze vooroordelen zien we niet de persoon die hij of zij echt is. We willen geen relatie aangaan en daarom verstoppen we ons achter vooroordelen. Dus zeggen: ‘Ik wil deze connectie niet’, ‘Ik wil niet met ze praten’, zegt op een bepaalde manier dat ik de persoon niet wil zien. Om een doorbraak te bereiken op dit vlak, zou je de metafoor van een scheiding kunnen gebruiken. Het is duidelijk dat twee mensen die willen scheiden, niet als partners verbonden willen zijn. Dat is waarom ze scheiden. Maar zou er een mogelijkheid kunnen zijn om samen ouder te zijn en als ouders een taak op te nemen en in connectie te blijven?

Fanny: Deze metafoor kan heel nuttig zijn, denk ik, bij het benoemen van het waarom van de ontmoeting, wanneer beide groepen samenkomen nadat ze hun eigen sessies hebben gehad. Deze metafoor zou de gespannen verwachtingen kunnen temperen over het doel van met elkaar in gesprek te gaan. We hoeven geen vrienden te zijn, maar kunnen we wel praten over hoe we buren kunnen zijn?

Myrna: Ja, dat is ook in relatie zijn, nietwaar?

Fanny: Bedankt! Daar gaan we verder mee aan de slag.